De
middeleeuwse bouwmeesters
waren meesters in het berekenen van al de krachten in het
schoorstelsel,
dat een hoge kerk stabiel moest houden.
De opzet lijkt simpel: de druk van het
gewelf
van de
lichtbeuk
wordt door het
ribgewelf
naar de hoeken van iedere
travee
geleid.
Bij de
aanzet
dreigt de muur dan naar buiten geduwd te worden. Op die plaats duwt een
luchtboog
aan de buitenkant tegen de muur.
Samen met de
luchtboogstoel
en de
streefpijler
krijg je dan een stabiel geheel, dat je zo rank mogelijk kunt maken.
Als het blijft staan, is het precies sterk genoeg. Denk je.
Tot het een keertje lekker stormt. Je hebt namelijk niet alleen te maken met het gewelf, maar ook met de enorme
kap
erboven.
Zet twee bierviltjes schuin tegen elkaar, zó, dat ze niet omvallen. Dat lukt je wel. Maar dan doet je vriend 'leuk': hij blaast eventjes.
Stabiel is dus een relatief begrip. Dat wisten ze in de middeleeuwen ook al, daar hadden ze geen bierviltjes voor nodig.
De kracht van een zijwind verandert het hele spel: de druk op de rechter luchtbogen is opeens heel anders dan die op de linker.
Een goed berekende luchtboog op de juiste plaats ter hoogte van de aanzet is minder in staat om in te spelen op een veranderend krachtenspel
dan twee bogen boven elkaar. Het gaat dus er niet altijd om hoe hard je van buiten tegen de lichtbeuk moet duwen, maar ook waar je dat doet.
De
dubbele vlucht geeft het schoorstelsel dus meer subtiliteit.
Tekst: Jean Penders (03-2017). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders